Over een gebrek aan studenten hoeven Roggeveen en Roelofs niet te klagen. Jaarlijks beginnen zo’n tweehonderd jongeren aan het eerste jaar van de vierjarige HBO-opleiding Facility Management op de HAN. In totaal worden op dit moment ruim zevenhonderd studenten klaargestoomd voor een baan in het facilitaire werkveld. “Ik denk dat hooguit 10 tot 15 procent uiteindelijk bewust kiest voor een toekomst in de schoonmaak”, denkt Roggeveen. Wat is volgens haar de reden dat studenten niet warmlopen voor een functie in de branche? “Schoonmaken klinkt misschien niet erg sexy. Wat dat betreft valt er aan het imago nog wel wat te verbeteren.” Roggeveen geeft toe dat ze in eerste instantie zelf als student ook niet gelijk viel voor de schoonmaakwereld. “De facilitaire branche is natuurlijk heel breed. Dat merk ik ook als ik met studenten praat. Het organiseren van evenementen, waarin ze zich kunnen richten op alle facilitaire facetten, spreekt veel meer tot de verbeelding.”
Schoonmaak als rode draad
Roggeveen is sinds 2008 jaar werkzaam bij de HAN, onder andere als docente schoonmaakdienstverlening. Na haar studie Facility Management rolde ze eigenlijk toevallig de schoonmaak in en merkte ze hoe veelzijdig de sector was. “Ik ging aan de slag bij Lips Linnenmanagement en was verantwoordelijk voor verzorging van het linnen en de schoonmaak van verpleeg- en ziekenhuizen in Den Haag. Mijn tweede baan was bij Tempo Team uitzendbureau. Daar hield ik me bezig met het opstellen van contracten en het uitzenden van personeel, onder meer voor schoonmaakwerk, catering en horeca. Na een aantal jaar ging ik aan de slag bij IBN Facilitair, een sociale werkvoorziening en onderdeel van Vebego. Daar werkte ik onder meer als rayonmanager en op het bedrijfsbureau, waar ik me bezighield met schoonmaakaanbestedingen en calculaties. Kortom, schoonmaak loopt als een rode draad door mijn werkende leven. Sinds 2008 probeer ik studenten enthousiast te krijgen voor de branche.”
Sterk voor schoonmaakwerk
Collega Vera Roelofs kent een soortgelijk verhaal. Ook zij studeerde Facility Management en kwam vervolgens in de schoonmaak terecht. “Ik begon mijn werkende leven op de facilitaire afdeling van Sportcentrum Papendal in Arnhem. Daar waren veel zaken, waaronder de schoonmaak uitbesteed. Ik hield me vooral bezig met contractmanagement. Hoe kunnen we de schoonmaak verbeteren en efficiënter werken? Hoe zorg je ervoor dat medewerkers worden getriggerd? Het was een leerzame periode. Daarna ging ik bij Saxion Hogeschool in Deventer het facilitaire onderwijs in, waarbij schoonmaak een belangrijk onderdeel vormde.”
Roelofs miste de praktijk en verhuisde naar ggz-instelling De Gelderse Roos in Wolfheze om daar facilitair manager te worden. “De schoonmaak was er in eigen beheer geregeld. Ik vond het dankbaar werk. Je werkt met mensen die heel veel willen, maar regelmatig tegen hun kunnen aanlopen. Het was uitdagend werk, waarin de mens altijd een centrale rol speelde. Het onderwijs lonkte uiteindelijk weer en tegelijk met Arianne kwam ik hier in Nijmegen terecht. Samen maken we ons sterk voor schoonmaakwerk.”
‘We leren ze niet stofzuigen’
In vergelijking met andere hogescholen wordt op de opleiding van de HAN relatief veel aandacht besteed aan schoonmaak. “In het tweede jaar staat het vak schoonmaakdienstverlening op het programma”, vertelt Roelofs. “Tijdens andere vakken komt schoonmaak uiteraard ook aan bod, als we het hebben over vakken als leiderschap en management of als we ons richten op aandachtsgebieden als catering en beveiliging.” Het vak kent een vaste opbouw. “We beginnen met het behandelen van de behoeftenspecificatie. In een bepaalde organisatie moet schoongemaakt worden. Op welke manieren kan dat gebeuren? Moet het ruw schoon of microbiologisch schoon? Vervolgens kom het schoonmaakprogramma aan bod. Hoeveel tijd kost het om een gebouw schoon te houden? We leren ze calculeren. En we laten ze beseffen wat er op een schoonmaakdag gebeurt. Zijn alle taken ook daadwerkelijk elke dag noodzakelijk?”
Vervolgens gaan ze aan de slag met materialen en middelen, gaat Roggeveen verder. “We leren ze niet zelf stofzuigen, al is het wel belangrijk dat ze weten wat er moet gebeuren. Welke spullen heeft de schoonmaker nodig om zijn of haar werk optimaal uit te kunnen voeren? Hoe werk je eigenlijk met microvezel? Hoe ga je de mensen inzetten en verdelen? En hoeveel mensen moeten dat zijn?” Ook kwaliteitsmanagement speelt een belangrijke rol in de lessen. Roelofs: “We laten studenten zelf metingen uitvoeren en geven ze DKS-formulieren. We laten ze zelf ervaren hoe dat in de praktijk werkt.” Aan het einde van het blok komen de financiële aspecten aan bod. En trends en ontwikkelingen en bijzonderheden. Denk aan robotisering, digitalisering en de Code Verantwoordelijk Marktgedrag.”
Zelf aan de slag
Afgelopen jaren hebben beide docenten gemerkt dat studenten beter presteren en enthousiaster worden als ze zelf aan het werk mogen. Roggeveen: “Daar willen we veel meer naartoe. We willen bovenstaande onderwerpen niet kwijt, maar proberen de thematiek wel meer te laten leven. Maak zelf eens een programma van eisen, een offerte of schoonmaakplan. In het verleden vertelden we vooral hoe ze dat moesten doen. Nu vertellen we wat het eindresultaat moet worden. Ze mogen zelf bedenken hoe ze dat invullen. We kaarten problemen aan en laten ze die problemen zelf afpellen. Het werken met dit soort didactische vormen zorgt voor meer interactie en meer beleving.”
Én het levert veel meer enthousiasme op voor het vak waar ze mee bezig zijn, merkt Roelofs. “De studenten kiezen meer hun eigen interessegebieden. Welke rollen heb je binnen het facilitaire vak? In welke rollen zou je kunnen zitten in de schoonmaak? We nodigen gastsprekers uit, die vertellen over hun werkzaamheden. En oud-studenten en vierdejaars laten we vertellen over hun stages en de mogelijkheden die er zijn.”
Ook probeert de HAN veel meer de samenwerking op te zoeken met de praktijk, vertelt Roggeveen. “Op dit moment hebben we een aanbesteding lopen, voor de schoonmaak van alle locaties van de hogeschool. Dat is een perfecte case. Het gaat om vier percelen in totaal. We willen met de schoonmaakbedrijven die het uiteindelijk gaan doen, veel meer contact en samenwerking zoeken dan nu het geval is. Hoe kunnen we de vruchten plukken van elkaar? Wat kunnen de studenten op de vloer leren van het werk dat de schoonmaakdienstverlener uitvoert?”
Toekomstperspectief
De banen in het facilitaire veld liggen niet bepaald voor het oprapen, merkt Roggeveen. “Je wordt als student niet met open armen ontvangen. Wat dat betreft ziet de toekomst in de schoonmaak er op dit moment een stuk gunstiger uit. Er zijn volop mogelijkheden. Tijdens stages komen veel studenten in aanraking met schoonmaak omdat het bij hun stageplek een speerpunt is. Vaak is het een belangrijk onderdeel van integrale contracten. Dan raken de studenten plotseling enthousiast over wat ze moeten doen.”
Dat is voor beide docenten de grote uitdaging, vertelt Roggeveen. “Je moet laten zien hoe veelzijdig het vak is. We hebben de facilitaire opleiding binnen de bedrijfskundige component geplaatst. Het gaat immers voor een groot deel om de centen. We vertellen over contracten voor treinschoonmaak of over vliegtuigen op Schiphol die schoon de lucht in moeten. Het zijn uiteindelijk allemaal FM’ers die ervoor zorgen dat dit gebeurt. Natuurlijk, de schoonmakers moeten het werk doen, maar als er in de laag daarboven iets niets goed loopt – in de aansturing of het contractmanagement – dan wordt het niets. Dat is waar het om draait. Als de studenten deze verhalen en voorbeelden horen krijgt het imago echt wel een boost. Werken in de schoonmaak is een prachtige uitdaging waarbij je veel verantwoordelijkheid krijgt. Neem van mij aan, in de praktijk kom je er pas achter hoe interessant en leuk het vak is. Veel leuker dan je in eerste instantie gedacht had…”
Dit artikel is verschenen in Service Management nummer 5. Kijk hier voor een abonnement of een proefnummer.
Lees ook:
‘Schoonmakers willen erbij horen, maar horen er vaak niet bij’