Tekst: Marten Kops van de NVZ.
Ik moet toch zorgen dat ik zo weinig mogelijk producten met (CLP) gevaarsindeling gebruik?
Dat is niet waar.
De CLP-wetgeving voor het indelen, etiketteren en verpakken van gevaarlijke stoffen en mengsels stelt regels over het communiceren over het gevaar van een product. Fabrikanten van reinigingsmiddelen zijn verplicht te beoordelen wat het gevaar van het mengsel is, aan de hand van de ingrediënten die erin verwerkt zitten. Er zijn veel verschillende gevaarsindelingen mogelijk, van “irriterend voor de ogen” of “ontvlambare vloeistof” tot “kan kanker veroorzaken”. Op het etiket moet vervolgens dit gevaar weergegeven worden aan de hand van tekstuele informatie en pictogrammen. Ook moet het product veilig verpakt worden.
Al snel een gevaarsindeling
In de reinigingsmiddelenindustrie krijgen producten al snel een gevaarsindeling. Menig oppervlakte-actieve stof, een vaak onmisbaar basisingrediënt in reinigingsmiddelen, heeft een gevaarsindeling als ‘irriterend voor de ogen’. Het mengsel waar zo’n stof in zit krijgt afhankelijk van de concentratie in het mengsel óók de indeling ‘irriterend voor de ogen’. Als er zware vervuiling verwijderd moet worden met het product is bovendien vaak een breed scala aan andere stoffen met vaak nog zwaardere gevaarsindelingen nodig om de gewenste reiniging te verkrijgen, bijvoorbeeld zuren of basen met indelingen als ‘veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsel’. Hoewel de concentratie van de stof zodanig teruggebracht kan worden dat het mengsel niét meer ingedeeld hoeft te worden, gaat dit onlosmakelijk gepaard met een vermindering in effectiviteit van het mengsel.
Zowel effectief als labelvrij
Voor fabrikanten is het dus een grote uitdaging producten te formuleren die zowel effectief zijn als ‘labelvrij’, oftewel zonder gevaarsindeling. Voor de wat meer simpele reinigingstoepassingen is dit mogelijk, maar kan je als gebruiker mogelijk wel inleveren op effectiviteit of toepasbaarheid. Ook kan het minder duurzaam zijn om lager geconcentreerde producten te gebruiken: bij hogere concentraties kan met een kleinere fles méér schoongemaakt worden. Zoals hierboven vermeld brengt een hogere concentratie van ingrediënten echter eerder een gevaarsindeling met zich mee. Het voordeel van een product zonder gevaarsindeling is dat je als werkgever minder hoeft te doen om je werknemer veilig te laten werken – er zijn immers nog maar weinig risicobeheersmaatregelen nodig.
Zeker veilig te gebruiken
Het is echter zeker niet zo dat je als professionele gebruiker zo min mogelijk producten met gevaarsindeling moet gebruiken. Sterker nog, er zijn veel situaties met zware of gevaarlijke vervuilingen te bedenken, bijvoorbeeld in ziekenhuizen of in de horeca, waarvoor alleen een product met gevaarsindeling effect zal hebben om weer een veilige, schone omgeving te krijgen. Producten met een gevaarsindeling zijn ook zeker veilig te gebruiken, mits de veiligheidsvoorschriften uit het etiket en het Veiligheidsinformatieblad opgevolgd worden.
Als dit symbool op het etiket staat is het toch kankerverwekkend en mag ik het toch niet gebruiken?
Dat is niet waar.
Het zogenoemde ‘Exploding Man’-symbool wordt vanuit de CLP-wetgeving voorgeschreven voor verschillende gevaarsindelingen. De meest ‘zware’ indelingen waar dit pictogram voor van toepassing is, zijn de zogenoemde CMR-indelingen (carcinogeen (kankerverwekkend), mutageen, reprotoxisch). Producten met deze indelingen zijn niet toegestaan op de consumentenmarkt en voor professionele gebruikers zijn vanuit de Arbeidsomstandighedenwet aanvullende eisen gesteld voor het werken met CMR-stoffen, zoals het bijhouden van een register van medewerkers die met de stof hebben gewerkt en het extra zorgdragen voor het minimaliseren van de blootstelling.
Minder tot geen aanvullende eisen
Het symbool wordt echter óók gebruikt voor minder zware indelingen waarvoor veel minder tot geen aanvullende eisen gelden vanuit de Arbowet. Zo moet het symbool ook op het etiket komen als het product sensibilisatie van de luchtwegen kan veroorzaken, als het ‘verdacht’ wordt van het veroorzaken van kanker, of bij aspiratiegevaar (kan dodelijk zijn als het product bij inslikken in de luchtwegen terecht komt). Hoewel deze gevaarsindelingen natuurlijk wel risicobeheersmaatregelen met zich meebrengen, zijn deze veel minder ingrijpend dan voor CMR-stoffen. Voor bijvoorbeeld een product dat aspiratiegevaarlijk is, dient in feite enkel gezorgd te worden dat het product niet wordt ingeslikt.
De juiste beheersmaatregelen
Het is dus niet zo dat producten met het ‘exploding man’-symbool niet gebruikt mogen worden. Zelfs als daadwerkelijk een CMR-indeling van toepassing is, mag het product nog steeds gebruikt worden – mits de juiste beheersmaatregelen worden getroffen en de overige eisen vanuit de Arbowet worden nageleefd. Voor bepaalde specifieke verontreinigingen zijn dergelijke gevaarsindelingen zelfs niet te vermijden, bijvoorbeeld voor het verwijderen van zilveraanslag op sanitair.
Wanneer moet ik voldoen aan transportwetgeving als ik producten over de weg vervoer?
De wetgeving voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (het zogenoemde ADR) is een wetgeving dat volledig los staat van de CLP-wetgeving. Op het moment dat een product een gevaarsindeling voor transport heeft, en daarmee een UN-nummer toegewezen heeft gekregen, moet u als professionele gebruiker erop letten dat mogelijk bepaalde verplichtingen vanuit deze transportwetgeving van toepassing zijn. Producten met een gevaarsindeling voor transport kunt u herkennen aan de manier waarop de producten naar u verzonden zijn, bijvoorbeeld aan de hand van het zogenoemde ‘Limited Quantities’ (LQ)-symbool op de transportverpakking, en in het Veiligheidsinformatieblad.
Uitzonderingen voor kleine hoeveelheden
Als het product is ingedeeld voor transport, moet u voldoen aan de eisen van deze wetgeving als u het product over de openbare weg vervoert. Er gelden echter uitzonderingen als er kleine hoeveelheden producten worden vervoerd die gebruikt zullen gaan worden op de eindbestemming, bijvoorbeeld als een schoonmaker onderweg is naar zijn werklocatie. In alle andere gevallen, bijvoorbeeld het vervoer van een doos reinigingsmiddelen van de ene opslag naar een andere over de openbare weg, zal voldaan moeten worden aan de transportwetgeving.
Als ik het Vib van mijn leverancier meegeef aan mijn medewerkers, ben ik toch veilig bezig?
Dat is niet waar.
Als werkgever ben je vanuit de Arbowet ervoor verantwoordelijk je werknemers op begrijpelijke, simpele wijze te voorzien van informatie over veilig werken. Het veiligheidsinformatieblad is voor menig werknemer te ingewikkeld. Hoewel het Vib beschikbaar moet zijn voor de werknemer, zal de werkgever heldere werkplekinstructies moeten opstellen voor de werknemer, bijvoorbeeld via een Werkplekinstructiekaart (WIK) . Hierbij moet voor de risico’s van het product gebruik gemaakt worden van de informatie uit het Vib en van het etiket. Ook moet bij werkplekinstructies rekening gehouden worden met andere risico’s op de werkplek zelf die niet gerelateerd zijn aan het product.