De AFM stelt dat ongeveer een kwart van de Nederlandse bevolking een migratieachtergrond heeft en dat dit aandeel naar verwachting door zal stijgen naar 36 procent in 2050. De toezichthouder spreekt dan ook van een belangrijke demografische verandering en wil met het onderzoek bijdragen aan bewustwording en maatschappelijke dialoog rond dit vraagstuk.
Onder de armoedegrens
Een ander belangrijk punt voor specifiek eerste generatie Nederlanders met een migratieachtergrond is de vaak ontoereikende oudedagsvoorziening als gevolg van een AOW-gat, aldus de AFM. Een groot deel van de eerste generatie migranten is op latere leeftijd naar Nederland gekomen en ontvangt hierdoor geen volledige AOW.
Ze lijken bovendien beperkt gebruik te maken van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO), die het inkomen aanvult tot het sociaal minimum. De AFM stelt dat ongeveer 40 procent van de pensioengerechtigde Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond onder de armoedegrens leeft.
De taalbarrière vormt vaak een belangrijke belemmering.
Financiële systeem is complex
Daarnaast lijken Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond minder vaak gebruik te maken van een bankrekening en te beleggen. De taalbarrière vormt vaak een belangrijke belemmering voor toegang tot financiële dienstverlening.
Ook wordt het Nederlandse financiële stelsel vaak als complex ervaren, doordat eenvoudige informatie over financiële producten ontbreekt of moeilijk vindbaar is, zegt de AFM.
Financiële zelfredzaamheid
De toezichthouder vindt daarom dat er meer aandacht moet komen voor de financiële kwetsbaarheid van vooral Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond. Zo kan tijdens het inburgeringsproces meer nadruk worden gelegd op financiële zelfredzaamheid.
De AFM stelt ook dat beleidsmakers en toezichthouders meer rekening moeten houden met eventuele negatieve effecten van wet- en regelgeving voor deze groep en zegt dat financiële instellingen moeten nadenken over het verkleinen van de taalbarrière.