“Schoonmaak is lange tijd een ondergeschoven kindje geweest in veel zorginstellingen. Gelukkig komt daar sinds een paar jaar verandering in en zien steeds meer zorginstellingen in hoe belangrijk goede schoonmaak is. De DI’s kunnen ook aan dat bewustzijn bijdragen door duidelijk te maken dat goede schoonmaak cruciaal is voor het leveren van kwalitatief goede zorg. En dat de schoonmaak daarom in de budgettering echt meer prioriteit moet krijgen.”
Besmetting stoppen of verspreiden
Schoonmaakmedewerkers kunnen, als zij hun werk goed uitvoeren, de besmettingscyclus van virussen, bacteriën en andere ziektemakers namelijk verbreken. “Als een omgeving niet hygiënisch schoon is, dan kan een micro-organisme zich via materialen of oppervlakken verspreiden en nieuwe infecties veroorzaken. Het is cruciaal om dat te voorkomen door de besmettingscyclus te doorbreken. Schoonmaakmedewerkers spelen hierin een erg belangrijke rol.”
Daarbij is het wel belangrijk dat de schoonmaakmedewerkers nauwkeurig en juist te werk gaan. Want anders bestaat de kans dat zij de ziektemakers juist verspreiden, in plaats van ze te verwijderen. Bijvoorbeeld als ze nog even snel de deurklink afnemen met een doekje dat ze net bij de kamer van een andere patiënt ook hebben gebruikt. Op het eerste oog misschien een onschuldige handeling, maar het kan desastreuze gevolgen hebben. Een kwestie van bewustzijn en kennis.
Michels: “Over het algemeen doen schoonmaakmedewerkers enorm hun best. Maar al is het met de beste bedoelingen, als zij hun werk niet op de goede manier uitvoeren, kunnen ze zorgen voor de verspreiding van micro-organismen. Er wordt veel van hen gevraagd en daar moeten ze wel in gefaciliteerd worden. Helaas zie ik nog vaak dat medewerkers jaren geleden een keertje een cursus hebben gehad, om vervolgens nooit meer een opleiding te krijgen. Terwijl het zo belangrijk is dat schoonmaakmedewerkers over het juiste kennisniveau beschikken om hun werk goed uit te kunnen voeren.”
Samenwerken met zorgverleners
Schoonmaakmedewerkers en -bedrijven dragen niet in hun eentje de verantwoordelijkheid over omgevingshygiëne in zorginstellingen. “Bijvoorbeeld ook de zorgverleners, de medewerkers die de zorghandelingen uitvoeren, hebben een belangrijke rol in het zorgen voor hygiëne. De omgeving kan nog zo schoon zijn, maar als de verpleger van cliënt naar cliënt gaat zonder eerst zijn of haar handen te wassen, dan vindt er alsnog verspreiding van micro-organismen plaats”, zegt Kiefte.
Ze vervolgt: “Daarnaast merk ik nog wel eens dat de onderlinge band tussen de schoonmaakmedewerkers en het zorgpersoneel wat minder goed is. Met als gevolg dat de schoonmaak niet altijd op de hoogte is van wat er speelt op de afdeling. Terwijl zij wel moeten weten wat er gaande is, bijvoorbeeld als er ergens een uitbraak is.”
Michels haakt daarop in: “Op locatie bevraag ik altijd zowel de schoonmaak als de zorg. Bijvoorbeeld: wie is er verantwoordelijk voor het schoonmaken van de tillift? En wie voor het schoonmaken van de binnenkant van de kledingkast? Te vaak wordt er dan nog elkaar gewezen, met als gevolg dat het niet wordt gedaan.”
Kennis combineren
Kortom: de samenwerking tussen schoonmaak en zorg kan wel wat beter. Net als de samenwerking met infectiepreventie, zeggen de twee. “Aan de ene kant kunnen wij veel leren van de kennis van schoonmaakbedrijven over de verschillende reinigingsmethoden, middelen en materialen. En aan de andere kant kunnen de bedrijven soms wat meer openstaan staan voor de theorieën over infectiepreventie”, aldus Michels.
“Het zou mooi zijn als we bijvoorbeeld samen kunnen kijken naar de beste schoonmaakmethodieken, waarbij we onze kennis combineren. Ook op het gebied van opleidingen kunnen we samen optrekken. Zo voorkomen we dat de medewerkers bij de één leren om het zo te doen en het later opeens weer volledig anders moeten doen. Het kost namelijk twee keer zoveel tijd om gedrag af te leren, dan om het aan te leren.”
In gesprek over ontwikkelingen
Zowel in de schoonmaakbranche als in de wereld van infectiepreventie zijn er veel ontwikkelingen. Ook daarover moeten de twee wat vaker met elkaar in gesprek, voegt Kiefte eraan toe. “Wat betekent de ontwikkeling bij de één voor de ander? Neem bijvoorbeeld schrobzuigrobots. Een goede ontwikkeling voor de schoonmaakbranche. Maar als het waterreservoir van die robots vervolgens nooit wordt geleegd, of als de borstels niet worden schoongemaakt, dan wordt die schoonmaakrobot uiteindelijk een verspreider van ziektemakers. Daarom moet je met elkaar over dat soort ontwikkelingen nadenken en kijken wat dat betekent voor de praktijk.”
“Waar het uiteindelijk om gaat, is natuurlijk het resultaat”, concludeert Kiefte. En dat is een hygiënische zorgomgeving waarin ziekmakende micro-organismen zich niet kunnen verspreiden, zodat patiënten én medewerkers niet besmet raken. De schoonmaakbedrijven, het zorgpersoneel én de deskundige infectiepreventie spelen daarin allemaal een grote rol. De één kan niet zonder de ander, maar de partijen kunnen elkaar nu nog niet altijd even goed vinden.
Dit artikel is eerder gepubliceerd en komt voor uit het magazine Service Management nummer 2 2022.