In 2021 waren er naar schatting 28 miljoen platformwerkers in de EU. Hoewel de meeste platformwerkers formeel zelfstandigen zijn, worden ongeveer 5,5 miljoen mensen mogelijk ten onrechte als zelfstandigen geclassificeerd.
Wettelijk vermoeden
De richtlijn verplicht de lidstaten om een wettelijk vermoeden van tewerkstelling in hun nationale wetgeving op te nemen. De criteria voor het rechtsvermoeden zullen door de lidstaten worden bepaald in overeenstemming met hun nationale wetgeving, rekening houdend met de jurisprudentie van de EU. Verder bevat de richtlijn ook nieuwe regels voor algoritmisch beheer, dat menselijk toezicht vereist bij belangrijke beslissingen die van invloed zijn op werknemers van platforms, zoals ontslag. De richtlijn volgt op een recente uitspraak van het Hof van Beroep, dat oordeelde dat Deliveroo-rijders werknemers waren en geen zelfstandige contractanten. En daarom recht hadden op collectieve onderhandelingen en minimumloon.
Wat betekent dit voor werkgevers?
De nieuwe richtlijn kan belangrijke gevolgen hebben voor werkgevers die op een platform werken. In het bijzonder voor werkgevers die gebruik maken van laagbetaalde en flexibele werknemers, zoals voedselbezorgers of koeriersdiensten. Werkgevers zullen ervoor moeten zorgen dat ze voldoen aan de bepalingen van de richtlijn en de rechten respecteren van personen die platformwerk verrichten. Ze zullen ook hun praktijken en procedures moeten aanpassen aan het nieuwe wettelijke kader en aan de mogelijke veranderingen in de arbeidsstatus van personen die platformwerk verrichten. Werkgevers moeten hun personeel en managers voldoende informatie, opleiding en ondersteuning bieden over het gebruik en de gevolgen van geautomatiseerde systemen voor toezicht en besluitvorming. Ook moeten ze een sociale dialoog en collectieve onderhandelingen aangaan met de vertegenwoordigers van de personen die platformwerk verrichten, indien van toepassing, en samenwerken met de bevoegde autoriteiten bij de handhaving van de richtlijn.
Fiscale gevolgen
De richtlijn kan ook fiscale gevolgen hebben voor zowel platformwerknemers als platformwerkgevers. Aangezien de classificatie van de arbeidsstatus van invloed is op de belasting en socialezekerheidsbijdragen van beide partijen. Het stelt dat platformwerknemers toegang moeten hebben tot dezelfde belastingvoordelen en -prikkels als andere werknemers. En dat platformwerkgevers aan dezelfde belastingverplichtingen en rapportageverplichtingen moeten voldoen als andere werkgevers.
De richtlijn moet nu formeel worden aangenomen door de Raad en na publicatie hebben de EU-landen twee jaar de tijd om de richtlijn om te zetten in nationale wetgeving.
Bron: PwC