Spontaan en onbevangen
Remeijsen begint het gesprek goed voorbereid, met een recent krantenknipsel getiteld ‘Uit ons is een stukje Brabant verdwenen’. “Het gaat erover dat het oude normaal van voor corona nooit meer terugkomt. En dan heb ik het vooral over het sociaal-maatschappelijke aspect, want de economie zal wel weer terug opbloeien. Door social distancing, anderhalve meter afstand, het verbod op samenkomen, op feestjes en op knuffelen, is de onbevangenheid verdwenen. Het spontane en gezellige is er af. Dat is wat er wordt bedoeld met dat stukje Brabant. Volgens mij is het de vraag in hoeverre dat ooit weer zal terugkeren. Daar maak ik me weleens zorgen over. Hoelang duurt het voordat we weer op een normale, onbevangen manier kunnen en durven te leven? Want dat is waar wij, als mens, uiteindelijk gelukkig van worden.”
Hij vervolgt: “Ik vind dat menselijke aspect het allerbelangrijkst. Nu moet je trouwens niet denken dat ik een doemdenker ben. Want voor mij is het glas altijd halfvol. Zo sta ik in het leven én in het bedrijf. Met aandacht voor de mens altijd voorop.”
Persoonlijke trigger
Hij heeft nog meer knipsels en papieren voor zich liggen. “Maar daar zal ik je niet mee vermoeien”, zegt de schoonmaakenthousiasteling. “Dat is allemaal historie. Ik vind de toekomst veel interessanter.” Hij voegt daar snel aan toe: “Maar als ik geen verleden zou hebben, dan had ik ook geen toekomstvisie. Want van dat verleden kun je leren. Waar zitten mijn kansen en wat zijn mijn bedreigingen?” En dus beginnen we aan een korte trip down memory lane.
Wat mij enorm raakte was het ontbreken van enig respect voor en maatschappelijke acceptatie van de schoonmakers en schoonmaaksters.
In 1977 kwam Remeijsen voor het eerst in aanraking met de schoonmaakbranche. “Wat mij toen enorm heeft geraakt is het ontbreken van enig respect voor en maatschappelijke acceptatie van de schoonmakers en schoonmaaksters. De spreekwoordelijke druppel was de opmerking van een kennis tijdens een verjaardag. Toen ik vertelde dat ik bij een schoonmaakbedrijf werkte, zei hij: ‘Maar je kon altijd zo goed leren…’ Een outsider die zich totaal niet had verdiept in de branche en diens betekenis voor de maatschappij, had meteen al een vooringenomen mening en zag de schoonmaak als minderwaardig. Terwijl ik tegelijkertijd het enthousiasme en de passie van mijn mede-ondernemers in de branche voelde. Dat was voor mij de trigger: ik zal laten zien hoe belangrijk de schoonmaak is. Dat we een belangrijke maatschappelijke rol spelen. En dat we loyaal, innoverend en professioneel zijn.”
Schoonmaak professionaliseren
Het komt dus niet als verrassing dat Remeijsen een – in zijn eigen woorden – “bescheiden bijdrage” heeft geleverd aan de brancheorganisatie die later OSB ging heten en nu als Schoonmakend Nederland door het leven gaat.
Hij vertelt: “Toen we begonnen, was de schoonmaak een onvolwassen branche. Schoonmaken was geen vak, maar werd een beetje gezien als een louche business met veel illegale en vooral laaggeschoolde werknemers. Met een groep enthousiastelingen wilden we ons distantiëren van de malafide schoonmakers, door ons te verenigen en te professionaliseren. We wilden ons in de maatschappij profileren als een serieuze branche en niet langer gezien worden als een commodity. We hoopten zo ook te kunnen anticiperen op toekomstige veranderingen die ons werden opgelegd door de overheid met wet- en regelgeving.”
Opleiden van groot belang
De rol van Remeijsen binnen OSB lag vooral op het gebied van opleidingen. “Er was geen opleidingshuis en er bestonden geen eindtermen of lesmateriaal. Als je je als branche wil professionaliseren, dan moet je werken aan de kwaliteit. Opleiden is daarin van groot belang.”
Dus ging hij aan de slag. Er waren twee dingen nodig. Ten eerste de ontwikkeling van de lesstof en eindtermen. “Wat is de vakinhoudelijke basis van schoonmaken? Waar moet een goede schoonmaker aan voldoen? Wanneer ben je vakbekwaam voor bepaalde taken? Het was enorm veel, maar vooral leuk werk om al die eindtermen op te stellen en om die vervolgens naar lesstof te vertalen.”
De start van SVS
Remeijsen maakte kennis met Walter Rötgers van Bouwcentrum Rotterdam. Daar waren toen alle opleidingen ondergebracht op het gebied van de aannemers in de bouwsector en alles wat daaraan gerelateerd was. “Eén van de lesonderdelen was schoonmaak in de bouw. Dat was daar een beetje een ondergeschoven kindje. Iets wat wel moest gebeuren voordat een gebouw kon worden opgeleverd, maar niet zo belangrijk was als andere zaken. We zijn toen gezamenlijk gaan kijken hoe we die bestaande lesstof konden gebruiken als basis voor de schoonmaakbranche.” Dat was de opmaat voor de start van brancheopleider SVS.
Aansluiting met onderwijs
Het tweede wat nodig was, was aansluiting met het reguliere onderwijs. Dat deed de branche vanuit de Stichting BOS. Remeijsen mocht als voorzitter de kar trekken. “Dat had ik aan te danken aan Kees Blokland, nu voorzitter van de codecommissie van de Code Verantwoordelijk Marktgedrag, en toen vanuit HODON namens schoonmaakbedrijf Cemsto betrokken bij OSB. Ik was echt nog een broekie en hij was mijn mentor en leermeester. Samen zochten we toenadering tot niet alleen het VMBO en MBO, maar ook tot het HBO en de universitaire wereld. Vooral om leerlingen bewust te maken van het maatschappelijke belang van schoonmaak en hygiëne. Om iets bij ze los te maken. En om niet alleen duidelijk te maken hoe mooi en belangrijk het vak is, maar ook dat de branche zoveel kansen biedt.”
Schoonmaak is een prachtig vak, maar daar moeten we de jongere generatie wel bewust van maken.
Verdiende erkenning
En daarmee belanden we in het hier en nu. Want de coronacrisis heeft meer dan ooit dat maatschappelijke belang van schoonmaak duidelijk gemaakt. Remeijsen: “We zijn door de overheid en zelfs door de Koning erkend als cruciaal beroep. Dat is een erkenning die we écht verdiend hebben. Schoonmaak levert een belangrijke bijdrage aan een leefbare omgeving. Door professioneel schoon te maken, kun je besmettingsgevaar verkleinen. En dat geldt niet alleen nu, met het coronavirus, maar dat zal ook in de toekomst van belang zijn. Hier ligt voor onze branche een kans. We moeten ons meer profileren bij de jongere generatie. Want het is een prachtig vak, maar daar moeten we ze wel bewust van maken.”
Tekst gaat verder onder de afbeelding
Bedreiging ombuigen
Hij vervolgt: “Van oudsher is de schoonmaak een laagdrempelige branche. Langzaamaan zijn we die drempel iets aan het verhogen, met nieuwe vakbekwaamheidseisen, opleidingen en trainingen. Maar de schoonmaak bestaat voor ongeveer tachtig procent uit parttimers. En mijn ervaring is dat parttimers over het algemeen helemaal geen trek hebben in bijscholing. De bereidheid om extra cursussen te volgen is zeer gering. Dat is een bedreiging die we als branche kunnen ombuigen naar een kans. Door een manier te vinden om deze doelgroep toch te enthousiasmeren om die stap te zetten. Natuurlijk hoeft niet iedereen carrière te maken, maar ik ben ervan overtuigd dat als we als branche enthousiasmeren én natuurlijk faciliteren, veel schoonmakers graag zichzelf op zowel professioneel als persoonlijk vlak willen ontwikkelen.”
Trots en dankbaar
Afsluitend: “Ik kijk vooral met veel trots terug op mijn tijd in de schoonmaakbranche. Ik realiseer me ten zeerste dat je succes niet alleen maar zelf afdwingt, met je eigen ik, je inzet of prestaties. Natuurlijk kun je het een handje helpen, met veel passie en enthousiasme. Maar je hebt soms ook een beetje geluk nodig. Je moet wel de kans krijgen. Die heb ik ook gekregen. Daarom wil ik graag als laatste nog even Henk en Rogier Mazurel noemen. Vader en zoon die dit mooie schoonmaakbedrijf zijn begonnen en mij ruim achttien jaar geleden de kans en het vertrouwen hebben gegeven om hier een initiërende rol te nemen. Daar ben ik ze erg dankbaar voor.”
Ook interessant:
- Pieter Oosterloo, directeur NIVO Facilitair: “Zorg voor mens en natuur neemt ongekende vlucht”
- Ruud Danklof, directeur Blankers Schoon: “De vraag vanuit de markt wordt breder en kritischer”
- Ondernemer Frank Kühlkamp (Carea): “Welke opdrachtgever durft zijn EU-aanbesteding écht aan een mkb’er te gunnen?”