Door Dick van Zomeren
Overmatig gebruik van desinfectie middelen
Volgens de Gezondheidsraad zijn deze middelen onmisbaar om bijvoorbeeld medische apparatuur te ontsmetten of om bederf van voedsel te voorkomen. Ze zouden dan ook alleen hiervoor gebruikt mogen worden. De noodzaak voor een bredere toepassing is helemaal niet bewezen. In de zorg is het nut van het dagelijks wassen van IC-patiënten met chloorhexidine (bacteriedodend) of routinematige desinfectie van plafonds, muren en vloeren in ziekenhuizen niet aangetoond.
Nog een ontwikkeling die de raad met lede ogen aanziet is dat elke drogist tegenwoordig desinfecterende doekjes, tandpasta’s, mondwater en zeep verkoopt die volgens deze bron helemaal niet nodig zijn voor een goede gezondheid, uitgezonderd bij medische indicaties. De Gezondheidsraad pleit er dan ook voor om deze producten niet toe te laten tot de consumentenmarkt.
Er wordt dus te vaak en onnodig gedesinfecteerd, ook in de professionele schoonmaak waarbij de raad expliciet de zorg als voorbeeld aanhaalt. Een producent en twee leveranciers van desinfecterende middelen over de ins en outs van de toepassing.
Desinfectiemiddelen meest gereguleerde producten
Laurens Metternich, CEO van producent Spectro in Oss, zegt dat desinfectiemiddelen de meest gereguleerde producten in de schoonmaak vertegenwoordigen. Dat komt onder meer doordat voor deze middelen een toelating en registratie van de overheid nodig is. Daarnaast zijn er voorschriften van toepassing wat betreft dosering, inwerktijd en werkmethode. Met die aspecten heeft de klassieke c.q. dagelijkse schoonmaak weinig van doen omdat gewone reinigingsmiddelen toereikend zijn. Dat is ook het standpunt van de NVZ, waarin de producenten van reinigingsmiddelen verenigd zijn.
De professionele markt voor desinfectiemiddelen is volgens Metternich ruwweg te verdelen in de voedingsmiddelenindustrie, de zorg en de horeca. De meeste kennis aan de kant van de gebruikers is te vinden in de zorg en de industrie, terwijl de uitvoering in de horeca vooral leunt op de hygiënecodes voor dagelijkse reiniging en desinfectie van voedselcontactpunten. ‘De zorg voor hygiëne rond vers voedsel wordt met die richtlijnen vastgelegd in een schoonmaakplan – vaak gemaakt door de leverancier – waarin ook de producten worden gespecificeerd.’
Metternich: ‘Toelating gebeurde aan de hand van de Nederlandse wetgeving. Maar dat zal er niet gemakkelijker op worden. De EU heeft nu namelijk een nieuwe regelgeving heeft geïntroduceerd, de BPR, terwijl de overheidsinstructies in onze ogen nu al wat onduidelijk zijn omdat ze juridisch waterdicht moeten zijn.’
Spectro noteert overigens wel een toename van de omzet in desinfectiemiddelen, zeker ook in de sector horeca. ‘In de zorg en de industrie is door protocollen en strenge voorschriften wat minder beweging. Maar we hebben voor verbreding veel geïnvesteerd in kostbare toelatingsprocedures en dat levert resultaat op. Duurzaamheid en dus ook het bestrijden van overdosering heeft bij ons geresulteerd in meer doseersystemen waardoor ook kleinere bedrijven ons vinden.’
Verschillende soorten desinfectiemiddelen: van vloeibaar tot schuim
Als accountmanager Food heeft Rodney Brinkman van Groveko in Ede al 20 jaar ervaring met desinfectie in de professionele sector, vooral wat betreft pluimvee, vis, bakkerijen en vleesverwerkende industrie. De klantcontacten onderhoudt hij met kwaliteitsmedewerkers, inkopers en uitvoerend personeel. Aan de laatsten geeft hij ook cursussen.
Brinkman: ‘De klant bepaalt wat er moet worden gedesinfecteerd, terwijl wij adviseren over de producten en de werkmethode aangeven, direct op de vloer of via een cursus gericht op de eigen dienst dan wel externe schoonmakers.’
Over de werkmethode: ‘De huidige desinfectiemiddelen zijn voor 98% vloeibaar, de oude oplosbare tabletten komen ook nog voor terwijl er één klant is die nog poeder gebruikt. In slachterijen en de vleesverwerkende industrie wordt voor transportsystemen en productieapparatuur vaak ook nog altijd schuimreiniging toegepast. Schuimen met bijvoorbeeld een gecombineerd reiniging- en desinfectiemiddel. Het doel van het schuim is om een langere contacttijd te bereiken.’
Desinfectie in de food en horeca sector
Wat is het lastigste rond desinfectie? Wat vraagt de meeste aandacht? ‘De veiligheid van de uitvoerenden staat altijd voorop. Je moet die medewerkers leren alert te zijn, het inademen van ontsmettingsmiddelen kan een gevaar voor de longen opleveren.’
Brinkman heeft in twee sectoren met desinfectie te maken: food en horeca. Wat is het grootste verschil als het om ontsmetten gaat? ‘In de foodsector is het hygiënebewustzijn erg vaktechnisch en groot en geïnstitutionaliseerd met certificaten en protocollen. De gevolgen bij besmetting zijn namelijk meteen heel groot en kan de volksgezondheid in gevaar brengen. In de horeca is de reiniging en desinfectie kleinschaliger, met weinig mensen per object en kleine keukens. Er is veel wisseling van tijdelijk personeel en de inzet van studenten. Dat vraagt veel meer discipline en dus aandacht van de klant en van ons voor begeleiding en instructie.
Is de belangstelling voor desinfectie groter dan voorheen? ‘Ja. Die bewustwording is met name ontstaan door de toegenomen certificering rond vlees- en voedselverwerkende bedrijven. Dat heeft mede geleid door instructie en cursussen én een grotere afname van desinfectieproducten.’
Desinfectie in de zorg
Zijn collega, Ger-Jan Grevers, eveneens van Groveko, over desinfectie in de zorg: ‘Dat onderwerp leeft in instellingen vooral als er sprake is van hygiënisten en een eigen schoonmaakdienst.’ Grevers heeft in de zorg vooral te maken met hygiënisten of hun afdeling en commissies die zich met desinfecteren bezighouden. ‘Bij de kleinere zorginstellingen zijn dat de zorg- of facility managers die wat desinfecteren betreft vaak regionaal samenwerken met collega’s in de regio of extern kennis inhuren. Vooral door de schaalvergroting in de zorg’
Wie bepaalt wat en hoe vaak er wordt ontsmet? ‘Wij adviseren, mits er een protocol aan ten grondslag ligt. We proberen wel invloed aan te wenden als het om de frequenties gaat. Op kleinschalige woonvormen moet er volgens aanwezige protocollen wel professioneel gedesinfecteerd worden , maar toch moet de huiselijke sfeer behouden blijven.’
Hygiënisten kiezen voor het bekende
Kun je als externe adviseur vaktechnisch weerwoord bieden aan een hygiënist die er in is opgeleid? ‘Zeker als het gaat om bestaande middelen en methoden is dat wel een uitdaging. Merken van desinfectantia staan eenmalig vermeld in de protocollen. Om hier een wijziging in aan te brengen is heel lastig, ook als wij als externe partij aangeven dat het een gelijkwaardig of zelfs beter product is. Als ze al jaren product X gebruiken, dan valt het niet mee ze op Y te doen overschakelen, hoewel je het dan over een gelijkwaardig of zelfs beter middel hebt. Men kiest voor het bekende en reageert absoluut behoudend, ook als het prijstechnisch om een aanmerkelijk beter aanbod gaat.’
Volgens Grevers schuurt het soms tussen theorie en praktijk wat desinfectie aangaat. ‘Het hygiënebesef in de zorg is absoluut toegenomen en het verbruik van middelen ook. Maar de controle op de uitvoering en de frequentie van desinfecteren is met name bij de kleinere tot middelgrote zorgorganisatie niet consequent. Als er weer eens sprake is van publiciteit rond uitbraken van bijvoorbeeld NORO of verdachte MRSA, dan wordt meteen gezegd dat men alles op orde heeft. Maar bij bijvoorbeeld een Noro-uitbraak, zit men kennelijk toch een beetje met de handen in het haar en volgt prompt aan ons als leverancier de vraag: help ons even.’
Consumenten en schijnveiligheid
Rita Brouwer, Manager Service Concepts bij Alpheios in Heerlen, herkent de bedenkingen van de Gezondheidsraad wat betreft desinfectie en de particuliere markt. ‘Reclame speelt in op angst bij mensen en creëert met die vele producten een schijnveiligheid. Routinematig of preventief desinfecteren door particulieren heeft echter alleen zin als er sprake is van bloed of in de keuken bijvoorbeeld bij contact met besmet kippenvlees. Gewoon goede reiniging, wat vaak al begint met iets simpels als regelmatig je handen wassen, helpt al enorm.’
Ze kan het weten, want Alpheios is een toonaangevende leverancier in de zorg, rechtstreeks of via een Vebego-dochter zoals Hago Zorg. Brouwer: ‘De zorg is onder meer wat desinfectie betreft ons belangrijkste segment, daarna komt de sector food, gevolgd door het onderwijs, nu ook al de kantorensector en in de farmaceutische industrie de clean rooms. In de zorg hebben we rechtstreekse contacten en daarnaast zijn we ondersteunend bij bijv. Hago Zorg en Hago Food & Industry. In de zorg worden we al jaren echt als een expert gezien, met veel en lang bestaande klantenrelaties.’
Ready to use desinfecterende middelen in opmars
Wat de werkmethoden aangaande desinfectie betreft, introduceerde Alpheios voor gesloten ruimtes (machinale) ontsmetting via verneveling van waterstofperoxide (Alpha D3 fogging), een methode die inmiddels navolging heeft gekregen door andere leveranciers. Oplosbare tabletten zijn achterhaald en bij handmatige toepassing zijn ready to use producten in opmars. Gebruiksklare vloeistoffen die op werkdoekjes of direct op het oppervlak worden aangebracht. ‘Er is wel verwarring over desinfecterende wipes, geïmpregneerde en officieel toegelaten doekjes, die wél voor medische apparatuur mogen worden gebruikt, maar niet voor de ruimte zelf. Dat is curieus, want nu worden ze voor beide toepassingen gebruikt. Maar formeel ben je in de zorg dan in overtreding van de richtlijnen, omdat er geen toelating voor is afgegeven.’
Protocollen vertalen naar de praktijk
De taakverbreding van facility- en zorgmanagers in bijvoorbeeld de langdurige zorgorganisaties, veranderen ook de taak van adviseur/schoonmaakpartner. Rita Brouwer: ‘De integrale zorgverantwoordelijkheid zorgt ervoor dat zorgmanagers zich ook moeten buigen over schoonmaak, hygiëne en dus desinfectie. Facility managers hebben veelal een adviserende rol. Dat roept bij beide disciplines de vraag op hoe ze in control kunnen komen in het proces van infectiepreventie. De kunst is om protocollen concreet te vertalen naar werkprocessen en uiteindelijk te laten landen in de praktijk. Dus controle over organisatieverbeteringen, ontwikkeling van medewerkers en de juiste middelen en materialen. Dat lukt, want die managers zijn naar mijn mening niet behoudend en staan open voor onze adviezen. Waar je wel op stuit, is de vrees om met nieuwe inzichten of werkmethoden van de standaard protocollen af te wijken. Daar ligt een taak voor ons omdat ze dan terugvallen op de adviseur c.q. schoonmaakpartner. Wij helpen deze managers in het onderbouwen van hun argumenten binnen hun eigen organisatie om duidelijk te maken waarom deze veranderingen bijdragen aan een veiligere, meer hygiënische instelling.’
Lees ook
Griep: schoonmaken of desinfecteren?
Gezondheidsraad: zuiniger zijn met desinfecterende middelen