Zo’n vijftien jaar geleden werd de allereerste schrobzuigrobot in de Nederlandse schoonmaakmarkt geïntroduceerd. Lange tijd bleef het bij slechts één. Op een gegeven moment waren er twee of drie leveranciers, maar inmiddels is dat wel anders. Vrijwel alle bekende leveranciers van schoonmaakmachines hebben inmiddels een robot geïntroduceerd of zijn daar druk mee bezig. Robotisering lijkt dan ook aardig voet aan de grond te krijgen in de branche, maar hoe kijken schoonmaakbedrijven daar tegenaan? Service Management ging in gesprek met experts van schoonmaakbedrijven Gom en CSU, die beiden inmiddels een aantal robots op de werkvloer hebben geïmplementeerd.
Je schaft een robot niet aan als een spannende gadget of om te kunnen zeggen dat je ook meedoet aan robotisering
De eerste stap is een kwestie van durven proberen
Bij CSU zijn ze vanaf 2016 serieus bezig met robotisering, vertelt Specialist Innovatie Elke de Jong. “Op het gebied van robotisering moet je durven proberen. Je moet kijken wat de huidige technologie te bieden heeft. Zelfs al weet je dat er straks misschien wel iets beters aan zit te komen. Want dat is altijd zo. Ontwikkelingen gaan niet lineair, maar exponentieel. Hoe meer leveranciers er op de markt komen, hoe sneller de ontwikkelingen elkaar opvolgen. Kijk maar naar de eerste mobiele telefoon en naar wat er nu in je broekzak zit. Dat is een wereld van verschil.”
Ook bij Gom zijn de eerste robots al een paar jaar geleden op de werkvloer geïntroduceerd, vertelt Ad van Poppel, Directeur Kwaliteit bij het schoonmaakbedrijf. “Er waren op dat moment twee leveranciers met een robot. We zijn toen met allebei in gesprek gegaan en hebben met allebei de modellen tests uitgevoerd. Uiteindelijk besloten we om met één partij verder te gaan en hebben we ook daadwerkelijk onze eerste twee robots aangeschaft. Het werd op een gegeven moment ook een beetje een hype, vooral rond de Interclean. Toen leek het alsof iedereen opeens een schrobzuigrobot moest hebben.”
>> Lees ook: “De combinatie mens en machine is essentieel”
Innovatie waarmee je het verschil kunt maken
De afweging voor de eventuele aanschaf van een robot heeft echter wel wat meer voeten in de aarde dan alleen het meedoen aan een hype. Van Poppel vertelt over de afwegingen die bij Gom worden gemaakt. “Je schaft een robot niet aan als een spannende gadget of om te kunnen zeggen dat je ook meedoet aan robotisering. Maar als een innovatie waarmee je het verschil kunt maken. Wat brengt een innovatie? Hebben wij als schoonmaakbedrijf daar iets aan? Heeft het voor ons toegevoegde waarde? Dat kan hem zitten in dat we betere kwaliteit kunnen leveren of efficiënter kunnen werken. Of bijvoorbeeld dat de schoonmaakmedewerker geen monotoon schrobzuigwerk meer hoeft te doen, maar dat hij of zij verandert in een soort operator. Die ervoor zorgt dat de robot zijn werk kan doen en ondertussen focust op andere taken.”
Medewerkers in hun kracht zetten
“Hoe zet je je medewerkers in hun kracht?”, stelt De Jong de vraag. “Is dat door hen uren achtereen op een opzitter door een koude ruimte te laten rijden? Of door hen het saaie, zware en monotone werk uit handen te nemen met een robot, zodat zij hun human touch kunnen inzetten bij de klant?”
Door de inzet van een robot voor het zware, monotone werk, kan een medewerker op een andere manier waarde toevoegen
Bij CSU spreken ze dan ook liever over cobots, of coworker-robots, waarbij de robot onderdeel van het schoonmaakteam wordt. “Op die manier wordt een robot eerder gezien als een maatje, dan als een bedreiging. Er wordt nog weleens gedacht dat robots de banen inpikken en dat het indringers zijn. Dat willen we juist voorkomen, want een dienstverlenend bedrijf draait volgens mij echt op haar mensen. Door de inzet van een robot voor het zware, monotone werk, kan een medewerker op een andere, misschien wel creatievere manier waarde toevoegen in de beleving bij de klant.”
>> Lees ook: Top 10 leveranciers van schoonmaakmachines
Kosten moeten opwegen tegen de baten
De toegevoegde waarde moet natuurlijk wel opwegen tegen de investering. Een schoonmaakrobot kent namelijk al snel een prijskaartje van zo’n 30.000 tot 50.000 euro, als het niet meer is. “Het is leuk als er zo’n machine staat, maar het moet wel worden betaald”, zegt Van Poppel dan ook. “We willen natuurlijk graag innoveren en vinden het omarmen van innovaties ook zeker belangrijk. Maar op innovatieve kracht alleen kan een schoonmaakorganisatie niet draaien. Uiteindelijk komt het neer op een rekensom waarbij je de kosten afweegt tegen de capaciteit, de productiviteit en de toegevoegde waarde voor de operatie en het resultaat”, legt Ton Nijgh, Specialist Inkoop bij CSU uit. Zaken als onderhoud, oplaadtijd, actieradius en aantal vierkante meters per uur zijn allemaal van wezenlijk belang om te zien of een investering zichzelf terug kan verdienen.
Robot is nog niet kostendekkend
Volgens Van Poppel is het nog wel even zoeken naar waar dat omslagpunt van terugverdienen precies ligt. “Er zijn machines die vier uur onafgebroken kunnen schrobben en zo’n 1.200 of zelfs 2.200 vierkante meter per uur kunnen oppakken. Maar waar in Nederland vind je nu een terrein van die grootte? In Amerika heb je bijvoorbeeld van die gigantische winkelcentra, maar in Nederland is het soms knap lastig om een locatie te vinden met een dergelijk aantal aaneengesloten vierkante meters. Als je zo’n robot inzet op een hal van slechts 500 vierkante meter, dan verdient dat zich nooit terug. Je merkt dat de markt nog zoekende is daarin. In mijn optiek is het op dit moment vaak nog niet kostendekkend.”
>> Lees ook: Schoonmaakmachine: kopen, leasen of huren?
Een ander issue is het schoonmaakprogramma of het soort contract. “Stel dat er in het werkprogramma staat vastgelegd dat je maar één keer per week hoeft te schrobben? Of dat je volgens het contract een bepaald kwaliteitsniveau moet behalen en dat op dit moment al haalt en de klant tevreden is. Wat is dan de toegevoegde waarde? Waar maak je dat verschil?”, vraagt Van Poppel zich af.
Acteren in het huis van een ander
Zodra een robot op papier voldoet aan alle eisen, dan is het tijd om te testen. Nijgh: “Dan gaan we op zoek naar een geschikte locatie, samen met onze collega’s binnen de organisatie. Van tevoren weten we grofweg waar we naar zoeken en wat eventuele beperkende factoren zijn. Denk aan te smalle gangen, te veel mensen of te veel glas. Als wij dan een locatie gevonden hebben, checken we dat ook altijd bij de leverancier. De opdrachtgever nemen we ook zo snel mogelijk mee in het voortraject. Wat willen we doen? Wat willen we meten? Je acteert in het huis van een ander, je kunt niet zomaar iets binnenrijden. En als je de opdrachtgever erbij betrekt, dan wordt hij ook enthousiast.”
Tekst gaat verder onder de afbeelding
Onvoorziene valkuilen in de praktijk
Dan is het tijd om de proef op te som te nemen en de robot in de praktijk te testen. “Vaak loop je dan tegen valkuilen aan die je van tevoren niet bedacht had. Dan blijkt dat we van tevoren meer verwachtten dan dat de robot uiteindelijk kan waarmaken. Zo weten we inmiddels uit ervaring dat een robot prima zijn werk kan doen in lege ruimtes, maar dat het lastiger wordt zodra er veel mensen in de buurt zijn. Dat is echt een factor waar nog veel rekening mee gehouden moet worden”, vertelt Nijgh.
Een robot kan prima zijn werk kan doen in lege ruimtes, maar het wordt lastiger zodra er veel mensen in de buurt zijn
Van Poppel vertelt over robots die tijdens de tests dusdanig vaak in storing stonden, dat de pilot voortijdig werd afgebroken. Over robots met te weinig borsteldruk en exemplaren die op hol sloegen als ze in smalle gangen werden neergezet. Het testen in de praktijk is dus van wezenlijk belang om erachter te komen of een schrobzuigrobot daadwerkelijk zoden aan de dijk zet.
Medewerkers meenemen in het proces
Als een robot eenmaal goed door de test is gekomen, is het tijd om hem te integreren in het werkprogramma. Belangrijk daarbij is om de medewerkers goed te begeleiden en te ondersteunen, vertelt van Poppel. Ook De Jong ziet dat: “Als er voldoende aandacht gegeven wordt aan de implementatie van een robot en de machine wordt ook echt omarmd door het team, dan is zo’n case per definitie succesvol. De medewerkers of leidinggevenden op locatie moeten een goede introductie en instructie krijgen. Daar speelt ook de leverancier een rol in. Wat ook erg belangrijk is voor het omarmen van een robot binnen een team, is dat medewerkers zich verantwoordelijk voelen voor de machine. Een robot heeft namelijk wel ondersteuning nodig van iemand die ervoor zorgt dat die machine z’n werk kan doen. Hij moet worden geprogrammeerd, moet op z’n plek gezet worden en gevuld met water. Iemand moet zich daar verantwoordelijk voor en betrokken bij voelen.”
Tekst gaat verder onder de afbeelding
Schoonmaak in ander daglicht
Een goedwerkende robot draagt niet alleen iets bij aan het schoonmaakresultaat, maar ook aan de medewerkerstevredenheid en het imago van de branche. Nijgh: “We zien dat medewerkers uiteindelijk echt trots zijn op die machine. Het maakt de schoonmaak ook zichtbaarder. Omstanders praten over de robot, vragen hoe het werkt en maken er opmerkingen over. Het is echt een upgrade van het werk.” De Jong voegt daaraan toe: “Schoonmaak heeft misschien niet zo’n sexy imago, maar een robot zet onze tak van sport wel in een ander daglicht en roept verwondering op. Dat straalt natuurlijk ook positief af op de medewerkers en het team.”
>> Lees ook: Wat kan cobotica betekenen voor de schoonmaakbranche?
De toekomst van schrobzuigrobots
Alle drie zijn ze het erover eens dat de ontwikkelingen elkaar momenteel snel opvolgen. Waar denken zij dat het naartoe gaat? “Mijn ultieme droom op het gebied van schrobzuigrobots is een machine die écht honderd procent autonoom is”, vertelt Van Poppel. “Bijvoorbeeld een robot in een groot magazijn, die zichzelf ’s nachts opstart, naar de hal rijdt, eventueel zelfs de lift pakt, z’n rondjes schrobt en vervolgens zelf terugrijdt, zijn water ververst en zichzelf oplaadt. Dat hij eventuele storingen goed doorgeeft en dat je achteraf duidelijk kunt zien wat er die nacht is geschrobd. De eerste robots met dockingstation zijn er inmiddels wel, maar echt honderd procent autonoom is het nog niet. Er komt altijd nog iemand aan te pas.”
De Jong zoekt het meer in de combinatie van high touch en high tech, zoals zij het noemt: “Waarbij de medewerker op een gegeven moment misschien wel een operator van een aantal robots in een bepaald pand wordt. Waarbij zijn of haar rol dus verandert en we onze medewerkers beter in hun kracht kunnen zetten bij onze klanten.” Nijgh voegt daaraan toe: “Daarbij is de communicatie onderling tussen de robots wel van wezenlijk belang. Voor mijn gevoel staat dat nog een beetje in de kinderschoenen.”
Dit bericht is al eens eerder gepubliceerd.
Meer weten over schoonmaakrobots?
Lees dan ook eens: